Individuele rechten in de sociale zekerheid
Onze sociale zekerheid heeft zich na de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld via allerlei maatregelen in verschillende sectoren. Een aantal daarvan zijn nog steeds gebaseerd op het gezinsmodel met één (mannelijke) kostwinner. Dit zogenaamde kostwinnersmodel vierde hoogtij in de jaren 1950 tot 1970. Op het einde van de 20ste eeuw kwam er geleidelijk meer aandacht voor tweeverdienersgezinnen en recenter ook voor eenoudergezinnen.
Maar de maatregelen in de sociale zekerheid zijn niet gestroomlijnd en creëren bijgevolg een aantal onrechtvaardigheden: vrouwen worden indirect benadeeld ten opzichte van mannen, zelfs vrouwen onderling worden in bepaalde gevallen verschillend behandeld. We zien dit soms ook bij gehuwden en samenwoners en bij eenverdieners- en tweeverdienersgezinnen.
De grote basisprincipes van de sociale zekerheid zijn:
- de financiering van het stelsel op basis van bijdragen van werknemers (en werkgevers). Deze bijdragen zijn niet geplafonneerd. Werknemers bouwen dus zelf individuele of eigen rechten op in de sociale zekerheid en dit op basis van hun bijdragen.
- de uitkeringen aan de werknemers bij loonverlies (als gevolg van werkloosheid, ziekte en invaliditeit, moederschap, vaderschap, pensioen, arbeidsongeval, beroepsziekte, jaarlijkse vakantie) of een ontoereikend loon (gezondheidsuitgaven en kosten van kind/eren). Deze uitkeringen zijn wel begrensd en dit op diverse manieren in de verschillende sectoren.
De sociale zekerheid neemt dus voor een stuk de zorgfunctie op zich:
- op een directe manier voor beroepsactieve personen via de zogenaamde individuele oplossingen waardoor ze zich tijdelijk of gedeeltelijk (kunnen) terugtrekken uit de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld voor moederschapsrust, vaderschapsverlof, tijdskrediet, ouderschapsverlof, palliatief verlof, …). Deze onderbrekingen worden omgezet in gelijkgestelde periodes (d.w.z. dat men blijft rechten opbouwen) en gedeeltelijk vergoed via vervangingsuitkeringen of premies.
- op een indirecte manier voor niet-beroepsactieve personen via de afgeleide rechten. Wat bedoelt men met deze term? Afgeleide rechten worden toegekend aan de volwassene die van de titularis afhankelijk is of geweest is (gezondheidszorgen, overlevingspensioen) ofwel ontvangen de werknemers die hen ten laste hebben verhoogde uitkeringen. Het systeem van de afgeleide rechten stamt uit de tijd van het kostwinnersmodel, toen de werkende man niet enkel zijn kind(eren) ten laste had maar ook zijn echtgenote.
Maar het systeem is niet helemaal rechtvaardig: bepaalde werknemers (uit de categorie samenwonenden bij de werkloosheids- en invaliditeitsuitkeringen) krijgen lagere uitkeringen dan alleenstaanden en werknemers met gezinslast ondanks het feit dat ze tijdens hun beroepsactieve periode bijdragen betaald en rechten opgebouwd hebben. Er is dus sprake van niet-ontvangen eigen rechten en het gaat vaak om vrouwen.
De Vrouwenraad wil alle onrechtvaardigheden uit het systeem zuiveren en op termijn het systeem van de afgeleide rechten laten uitdoven. Wij zijn vóór de opbouw van individuele rechten voor iedereen. De onderbrekingsperiodes en de gelijkgestelde dagen (waaraan ook nog gesleuteld moet worden) bieden dan een oplossing om de combinatie van het beroeps- en gezinsleven draaglijk(er) te maken en evenwichtig(er) te verdelen tussen de gezinspartners. Want zolang vrouwen meer blijven zorgen dan mannen, kunnen individuele rechten in de sociale zekerheid enkel een gelijk resultaat opleveren wanneer er genoeg compensatie is, namelijk gelijkgestelde periodes met uitkeringen die hoog genoeg zijn. |